Hoe meet ik correct ?

Goed prikken is belangrijk

Hoewel het zo simpel lijkt om een druppel bloed te verkrijgen voor het bepalen van het glucosegehalte (of cholesterol), blijkt uit onderzoeken dat er toch vaak fouten mee worden gemaakt. Onzorgvuldig of foutief prikken levert afwijkende en onjuiste metingen op. Aangezien het juist voor het meten van glucose (diabetes) en cholesterol belangrijk is om juiste metingen te krijgen, willen wij u vragen onderstaande punten goed in acht te nemen:

  1. Was voor een meting de handen goed en grondig met lauw-warm water, gebruik geen zeep
  2. Zorg ervoor dat de te prikken plek helemaal droog is, droog uw handig zeer goed af
  3. Een schone prikplek is erg belangrijk, zeker als u net fruit (citrus) in de handen heeft gehad
  4. Leg alle materialen die u nodig heeft al gereed
  5. Masseer de te prikken plek (zijkant vingertop is het beste: voldoende doorbloeding en minder zenuwbanen) enkele malen krachtig
  6. Stel de prikpen diep genoeg in om een voldoende bloeddruppel te verkrijgen, zonder de vingertop te hoeven “melken”
  7. Het te diep instellen van de prikpen is ook niet nodig
  8. Blijkt er zich spontaan toch geen mooie druppel te vormen, geef dan druk onderaan de vinger om door stuwing voldoende bloed te verkrijgen
  9. Veeg ALTIJD de eerste bloeddruppel af met een schone tissue en gebruik de 2e volle druppel
  10. Voeg het bloed snel en gelijkmatig toe aan de teststrip
  11. Zorg ervoor dat het bloed het testgedeelte van de strip volledig bedekt en voeg geen bloed extra toe mocht dit niet zo zijn (stop dan de meting en gebruik een nieuwe strip)
  12. Zodra het bloed is toegevoegd, leg de meter dan op een vlakke ondergrond en raak deze niet meer aan tot de meting klaar is
  13. Verwijder na de meting de gebruikte strip direct weer en maak indien nodig het meetgedeelte van de glucosemeter schoon volgens de aanwijzing van de fabrikant
  14. Verwijder ook direct de lancet uit uw prikpen en gebruik dezelfde lancet NOOIT om meerdere metingen mee te verrichten (ook niet indien u de enige bent die de pen gebruikt)
  15. Wissel niet alleen de strips en lancetten na iedere meting, maar ook de prikplek (andere vinger, binnenkant-buitenkant vingertop of hand) zelf

Naast bovenstaande punten, dient u ook altijd zeer zorgvuldig om te gaan met uw meter en met de teststrips. Zorg er altijd voor dat de meter goed schoon blijft. Als de meter een keer is gevallen, controleer deze dan met de voor uw meter geschikte controlevloeistof. Ook bij het wisselen van strips (nieuwe verpakking) is het aan te raden om een controle uit te voeren met controlevloeistof.


Controle vloeistof

De teststrips voor een glucose of cholesterol bepaling worden onder zeer speciale omstandigheden geproduceerd en verpakt. De productieomgeving is altijd vrij van vervuiling en zeer droog. De strips zijn erg gevoelig voor licht en met name vocht. Haal de te gebruiken strip uit het buisje (raak daarbij de testzone waar het bloed op moet nooit aan) en sluit het buisje direct weer af. In de deksel van het buisje zit een droogmiddel om de strips zo lang mogelijk goed en droog te kunnen houden. Bewaar de strips dus ALTIJD in dit speciale buisje. Bewaar het buisje dan ook het liefst op een donkere en droge plaats. Meet nooit met strips die zijn verbogen, te lang buiten het buisje zijn geweest of welke over de aangegeven houdbaarheidsdatum heen zijn. Dit levert foute testresultaten op. Gebruik ook altijd en alleen de strips welke speciaal voor uw meter zijn bestemd en let erop bij het wisselen naar een nieuwe verpakking of de nieuwe strips gecodeerd moeten worden.


Teststrip: voorzichtig behandelen

Om uw glucose of cholesterol gehalte nauwkeurig te kunnen bepalen speelt (naast het goed prikken en juist omgaan met de teststrips) ook kennis over de meter en metingen een grote rol. Lees altijd zeer zorgvuldig de handleiding bij uw meter en strips door. Het is overigens een goed idee om niet langer dan 2 a 3 jaar met een glucosemeter te doen. Het meetgedeelte zal teveel vervuilen (ondanks het reinigen) en de metingen zullen gaan afwijken. De kosten van een nieuwe meter liggen tussen de € 19,95 en € 29,95 dus daarvoor hoef u het niet te laten. Meet ook op de juiste momenten om een goed beeld te krijgen. Met name diabetes type 2 patiënten (nog niet afhankelijk van insuline) wordt aangeraden om ongeveer 2 tot 4 keer per week te testen. Een belangrijk gemiddelde (eigenlijk uw echte glucosegehalte) verkrijgt u door een zogenaamde 4-punts curve. Dit gemiddelde wordt gemeten op de belangrijkste momenten op een dag. Dit is aan te raden om te doen als u ongeveer weet wat uw glucosegehalte is. Begint u net met meten, dan kunt u ook een 7-punts curve overwegen (voor EN NA alle maaltijden + meting voor het slapen gaan)

Om de 4-punts lijn of curve te verkrijgen moet u volgende metingen verrichten:

1. nuchter: na de nachtrust, voor het ontbijt
2. voor de lunch
3. vlak voor de avondmaaltijd
4. vlak voor de nachtrust

Deze metingen mag u ook over meerdere dagen doen. Het gemiddelde van deze meting is uw eigenlijke glucosegehalte.

Waarom is dit belangrijk?

Het is altijd goed om meerdere metingen te verrichten om een goed beeld te krijgen. Wat veel mensen niet weten is dat de normale biologische variatie van het glucose in uw bloed al 7% bedraagt. Dit betekent dat als u op hetzelfde moment 2 metingen zou doen, er al een verschil in meetwaarde kan zijn van 7%. Dit heeft niets met de kwaliteit van uw meter te maken maar geldt voor alle meters. Alle moderne glucosemeters maken gebruik van een fotometer. Een vantevoren vastgestelde mate van verkleuring van de teststrip (vandaar dat de strips in de fabriek zijn gecodeerd, of dat u dit zelf moet doen met een code strip of vergelijkbaar) wordt door een fotometer in de glucosemeter afgelezen waarna er een waarde kan worden bepaald.

Naast deze natuurlijke variatie in metingen, is er ook een variatie in metingen tussen glucosemeters onderling. Internationaal is afgesproken dat deze variatie (CE norm) 20% mag bedragen.

Om u een beeld te geven wat dit betekent onderstaande:

1. Stel uw “echte glucosegehalte” (gemeten op analyse apparatuur = referentiemeting in een lab) is 8.0 mmol/l
2. Een meting met meter A levert op 6.4 mmol/l
3. Een meting met meter B levert op 9.6 mmol/l

Lastig voor te stellen wellicht, maar beide meters voldoen aan de eis en geven een “juiste” waarde.

In Nederland kennen we ook nog de zogenaamde TNO norm: Deze TNO-normering houdt in dat metingen van < 6,5 mmol/l tot maximaal 1,0 mmol/l mogen afwijken van de referentiemeting.Metingen van = 6,5 mmol/l mogen tot maximaal 15 procent afwijken van de referentiemeting.

Gelukkig valt het in de praktijk wel mee met deze afwijkingen. Moderne en goede glucosemeters zullen in de praktijk een afwijking kennen van minder dan 5% ten opzichte van de referentiemeting. Maar het is wel belangrijk om dan meerdere metingen te verrichten en de gemiddelde waarde te nemen. De meeste meters bieden u die mogelijheid al en kunnen bijvoorbeeld het 7-daagse of 14-daagse gemiddelde laten zien.